‘…én dus ook een MRI..’ zei ze stellig. ‘Nee!!’, kreunde ik.
Ik had al een CT scan, een PET scan en een Biopt achter de rug. Zij, ‘mijn’ oncoloog, wist dat ik een MRI totaal niet zag zitten. Want daar had ze de PETscan in positieve zin mee vergeleken. De PET en CT zouden in vergelijking met de MRI ‘eitjes’ zijn. Toegegeven, ze waren niet heel dramatisch zwaar.
Afgelopen vrijdag, eergisteren dus de MRI. Ook moest diezelfde middag een Mammografie en ook nog een keer een Biopt, maar daar dacht ik niet aan.
De zuster (ik weet het: ze heten zelf liever verpleegkundige medische beeldvorming, maar dat vind ik zo technisch kundig klinken, geef mij maar die lieverds die zusters zijn) zij dus stelde me liefdevol gerust: ‘Je ligt op je buik, je ziet er niks van’. Toen volgden de doppen in mijn oren en koptelefoon over mijn hoofd.
Schokkend glee ik op de smalle plank naar binnen.
Thuis had ik een roze pilletje genomen. Zeven euro vijftig per stuk. Moest ik zelf betalen, maar ik voelde me er lekker slap door. ‘Nu komt het er op aan vrouw Glas!’ sprak ik mezelf streng toe, ‘kom op, concentreer je!’ Buiten mijn koptelefoon en de dopjes in mijn oren begonnen ‘de mitrailleurs’, ‘drummers’ en ‘houthakkers’ – het geluid in de MRI- te knallen: Pang pang, tok tok tok, beng beng beng bang! De Plaat waarop ik lag schokte in het ritme mee. Ik herinner mij ineens Ger en zijn vertelling over Housemuziek in de MRI. Het beeld klopt: het is van het ongestructureerde onnavolgbaar Housegenre. ‘Hakken maar!’ riep ik uitdagend en uit zelfverdediging tegen de machine die digitale plaatjes hakte van mijn innerlijk. Zou een modern componist er geen harmonisch geheel van kunnen maken?
Zo lag ik daar. Zoekend, werkend, worstelend, denkend, met in mijn linkerarm een infuus en in mijn rechterhand een zacht balletje, een alarmballetje, wat leek op het oude krijtpufje wat mijn moeder vroeger gebruikte bij het uitzetten van het patroon op de stof.
En ineens viel ze binnen: Lieve Leona, met haar prachtige gedicht. En ik zag de sterren en voelde me gedragen. Ik ging ze voor me zien, daar buiten de MRI zag ik ze staan ‘mijn’ sterren: aan mijn rechterzij stond Bertus, zijn hand lag op mijn rug, op de plek waar mijn hart zit. Monique naast hem in de buurt van mijn schouder… Leona daarnaast… en zo ging ik verder en ontstond er net buiten de grote buis een kring van alle lieve mensen die me in de afgelopen week of weken steeds lieten weten dat ze er voor mij zijn. Tot en met de Franse buren, de kopers van ons kleine Bastidon, mijn grote neef, nichtjes, lieve vriendinnen, broer, schoonzus, familie van Bertus, Mamalou, alle collega’s, Marc en Anne, mijn opdrachtgevers… ze stonden er allemaal. In willekeurige volgorde. En wat waren ze met veel! En telkens als ik dacht ‘Nou nou dat zijn ze wel’, viel ineens lieve Joris bij me binnen, zijn zus…die ene coachee die vriendin is geworden, die andere die zo grappig praat en de man die vind dat ik er echt voor moet gaan! Als een kring van licht stonden ze daar rond mij. Nelleke hield mijn voeten vast. Warm en zacht.
‘Nu komt het infuus mevrouw’, als uit een hemel viel de vrouwelijke stem vanuit de verte bij me binnen. ‘Is dit God?’ dacht ik even, de stem vervolgde met, ‘nog 8 minuten, het kan wat raar voelen hoor, maar dat is normaal’ Oh gunst ja, toen herinnerde mij de zuster die beloofd had dit te melden. Geen God, maar een lieve beeldvormer. Ook goed.
Het kan raar voelen, maar dat is normaal. Ineens voelde mijn arm warm, mijn hoofd stroomde vol en mijn mond leek zich met warmte te vullen. Het infuus golfde via mijn hart naar mijn buik en door naar mijn blaas. Moet ik plassen? Maar het gleed door naar mijn benen, mijn onderbenen en mijn voeten. Een warme gloed. Heerlijk dit infuus. Ik keek naar de mensen buiten de buis, ze waren er nog. De mitrailleurs, drummers en houthakkers van de MRI hielden langzaam stil.
Het werd heel stil. Doodstil. Ze vergeten me toch niet? Iedereen naar huis en ik het hele weekend in deze veel te nauwe buis? Nee!
Stotterend gleed mijn la naar buiten. De oren van de koptelefoon gingen af en en de dopjes uit. Ik mocht langzaam rechtop komen. Een lief gezicht: ‘viel het mee?’ Ja, uit de grond van mijn hart, Ja Ja Ja, dit viel mee. Ik doe mijn haar goed en veeg langs mijn gezicht.
Tranen op mijn wangen.
Ik zucht, wat viel dit mee!