‘Ik wou dat ik iets voor je kon doen, ik vind het zo erg….’
Ik had vorige week donderdagmiddag, nadat hij de uitslag op de app had gelezen, gelijk mijn broertje aan de telefoon.
Die uitslag voelt als een T splitsing die eindigt na de weg van de reeks onderzoeken en gesprekken die we sinds 2 oktober doormaakten. We, want naast mij in dit alles loopt grote B met me mee. Elke stap en in ieder wachten.
Ik sta deze week op de T-splising: rechts is de kant waar ik liever niet op wil, die loopt dood. Links is de kant die ik niet kan overzien, maar waar het gaat over het volledige pakket: chemo, operatie, bestralen én hormoontherapie. Twee wegen. Ik mag niet kiezen, wat het wordt hoor ik aanstaande vrijdag.
Dat had ik net aan mijn broertje vertelt. Hij was er stil van, en ik ook. De liefde stroomde door de telefoon. Hij vervolgde: ‘Kon ik maar wat voor je doen, het minste wat ik kan doen is er voor je zijn…’ ik viel hem in de rede: ‘Dát is het meeste, het allermeeste wat er is, dat je er bent!’
Nadat we -na veel liefs- de telefoon opgehangen hebben kijk ik Bertus aan:
‘Mensen willen wat doen, dat begrijp ik, dat is zo lief en fijn!’
We willen soms in onze realiteit wat doen, om het te veranderen, om om te buigen, weg te poetsen, het geen werkelijkheid te laten zijn, maar als dat niet kan, kunnen we er bij zijn, om er te zijn.

(Foto 15 juni congres van Expertisecentrum Omgaan met Verlies over de Polyvagaaltheorie in Zeist met Ingrid Kosterink, deze tekst van en prachtig gezongen door Elke Vierveijzer trof me toen enorm)