Ga naar de inhoud

op de kop

    We staan in de branding. Achter ons het strand en voor ons de zee. Met veel lol spelen we in de golven. Mijn vader en ik. Ik kan al zwemmen, dus hij houdt mijn hand niet meer vast. Steeds een stapje verder richting de golven. Steeds dieper de zee in. We dagen ze uit, die kanjers van golven: 

    Kom maar op, we kunnen jullie aan!’ 

    De golven raken ons steeds net iets hoger op ons lijf.  We gillen het uit van pret, maar ook omdat het wel heel fris is, dat koude zeewater. Plezier maken.

    Ineens zie ik dat er een gigantische reus van een golf aankomt. Ik voel dat de zee aan mijn benen trekt, teruglopen kan ik niet meer. Ik kan ook niet meer op mijn benen blijven staan. Ik val om en de golf pakt me, nee, hij sleurt me mee. Hij tolt met me. Ik raak met mijn schouders de grond, ik stoot mijn hoofd en daarna weet ik niet meer wat boven of onder is. Mijn neus vult zich vol zout water. Ik tol en tol en rol in het rond. Er lijkt geen eind aan te komen. (Er komt altijd overal een eind aan, maar dat wist ik nog niet.) Ik raak in paniek, want ik krijgt geen adem meer. Ik hap naar lucht en krijg een volle slok zeewater. Ik rol door en plotseling word ik op de grond gegooid en lig ik ineens toch met mijn hoofd boven water. De zee trekt me terug en schuurt me over het zand. Met alle kracht die ik nog heb na deze worsteling ga ik op mijn billen zitten en schuif snel achteruit richting het strand. Met mijn gezicht naar de zee, alert op nog een golf.

    Ik zoek mijn vader. Die staat te lachen, ‘Gelukkig daar ben je weer!’ Hij geeft me een knuffel. Hij was niet bang. Bij mij staat het huilen nader dan het lachen, maar zijn vertrouwen wekt aanstekelijk. Door mijn tranen vermengt met zoute zeedruppels, lach ik nu ook. Stomme zee! En ik ga weer staan en loop terug naar mijn handdoek, naar mama. Mijn neus snuiten en eventjes bijkomen van het tumult.

    Mensen zeggen wel eens: ‘Kanker zet je leven op de kop he?!” Ik denk dan vaak aan mijn jeugdige ervaring met die golf daar in de zee. De zee is dezelfde, het strand is hetzelfde. Die staan niet op hun kop.  Soms word je ineens gepakt door een golf en dan lig jij op je kop.

    Niet mijn leven, maar ík sta op de kop. 

    En alles in mij.