Ga naar de inhoud

schoon

    Als je borstkanker hebt kom je in Hengelo terecht bij de prachtig vernieuwde Borstkliniek Oost Nederland. Deze kliniek heeft een topklinische status. Dat geeft je, net als de vele liefdevolle professionals en de aangename sfeer in de kliniek, een vertrouwd gevoel. De Mammapoli van de kliniek ligt als een soort ‘u’ om een binnentuin. Prachtig aangelegd met pergola’s, bankjes en een echt vlonderpad. ‘Mamma’ in het woord Mammapoli betekent overigens borst en heeft niets te maken met het feit of je moeder bent of niet. Maar dat terzijde.

    Zo zaten wij daar in de wachtkamer van ‘onze’ oncoloog met de rug naar haar spreekkamer en met het uitzicht op het vlonderpad in de binnentuin. De sfeer in de wachtkamer is altijd gedempt, bedrukt. Dat is ook logisch, want ondanks de zeer aangename sfeer, de uiterst vriendelijke ontvangst, goed gebruikte kleuren en prachtig fotobehang, laten we wel wezen, hier kom je liever niet. In de wachtkamer zitten kankerpatiënten voor verschillende oncologen en specialisten. Je ziet de starters of niet-chemo-patiënten of niet-meer-chemo-patiënten met mooie haren, mensen met pruiken (die we van de commercie ‘haarstukjes’ moeten noemen), allerhande mutsen en af en toe een kale, zoals ik.

    Zo zitten we daar onze wachttijd rustig te vullen met scrollen op onze telefoon. 

    Dan gaat de deur van ‘mijn’ oncoloog open. Ik herken de fijne en inmiddels vertrouwde stem van mijn behandelaar. ‘Mooi’, denk ik, ‘we zijn aan de beurt’. Terwijl ik mijn telefoon alvast in mijn tas stop loopt er een jonge vrouw voor ons langs naar de tuindeur. Er is iets opmerkelijks aan haar loopje. Er lijkt iets van gehaastheid in te zitten. Vlak voor de tuindeur houdt ze plots in, staat stil, draait zich resoluut om en rent terug naar de spreekkamer, waar ze zojuist uit kwam en roept: 

    ‘Mag ik je toch nog iets vragen?!’ 

    De deur gaat met een ferme klap dicht. De vraag die gesteld moet worden hoor ik niet. ‘He, jammer’, constateer ik, ‘toch nog iets langer wachten’, en ik pak mijn telefoon weer uit mijn tas. Net als ik met mijn vinger de home-knop heb ingedrukt om een app te openen, gaat de deur met veel lawaai weer open. Voor ons langs rennen de jonge vrouw, en iets daarachter mijn dokter richting de binnentuin. Ze kirren en giechelen. Ze gaan door de deur de tuin in. Nieuwsgierig volgen wij deze ongewone gebeurtenis. We zien de arts een telefoon omhoog houden en de jonge vrouw op het vlonderpad omhoog springen en ‘Iháaaaa!‘ roepen. Armen en benen wijd uit elkaar.

    Ze kijken samen op de telefoon en nemen afscheid. De jonge vrouw loopt via het pad weg naar de uitgang. De arts komt terug. Wij kunnen naar binnen. Zij is schoon.