Twee verschillende zinnen van twee verschillende vrouwen. Beiden kwamen tot me aan het begin van het behandeltraject, ergens in november 2023. De ene zin via de telefoon, de andere in een geschreven bericht.
De zin via de telefoon:
In het begin van mijn behandeltraject was ik driftig op zoek naar houvast. Ik wilde weten, dingen leren en mezelf vooral goed voorbereiden. Dus belde ik een vriendin van een vriendin, omdat ik wist dat zij ook het hele pakket aan behandelingen voor borstkanker had gehad. Het was fijn om haar te spreken. Ik werd rustig van ons gesprek. Dat kwam ook omdat ze toen al inmiddels genezen was verklaard. In dat telefoongesprek zei ze iets wat me fascineerde. Ze zei: ‘Het klinkt gek Esther, maar ik had het ook niet willen missen, het heeft me ook echt veel gebracht’. Met de nadruk op ‘niet’. Ze had het niet willen missen. Ik weet nog dat ik toen dacht ‘oh dit traject kan je dus ook wat goeds brengen’. Dat begreep ik ergens wel, maar het kwam tussen alle onheilsberichten mij ook vreemd voor. Maar nu, zoveel maanden later, weet ik en ervaar ik dat ze gelijk had. Het heeft mij ook verrijkt. Ik heb in een sneltreinvaart, in een soort snelkookpan enorm veel geleerd over mijzelf, over anderen en over mijn relaties. Over leven en dood. En dat is naast het enorme verlies wat ik heb geleden door kanker en de behandelingen tegen kanker, ook vernieuwend en van grote betekenis. Ik heb verlies geleden en tegelijkertijd een groei doorgemaakt.
Het geschreven bericht:
En toen kwam zij even om de hoek kijken. Zij reageerde op een bericht van mij op een van de socials. Ik schreef over het feit dat ik ziek was. Ze corrigeerde mijn taalgebruik, heel fijn want ik hou er van om feedback te krijgen als mijn woorden niet treffend zijn. Hoe we spreken en welke woorden we gebruiken over onszelf, dat vraagt zorgvuldigheid. Ze schreef: ‘Je hebt een ziekte, je bent het niet’. Geweldig dacht ik, en: natuurlijk! Want hoe vaak vertelde ik mijn coachees niet over de Fransen die spreken over het ‘hebben’ van angst (j’ai peur) en niet het ‘zijn’ in het Nederlands (‘ik ben bang’). Als je niet versmelt met dat wat je hebt, of het nu over een emotie gaat of in dit geval een ziekte, dan blijft er ruimte. Ruimte om er afstand van te nemen of er zelfs even los van te komen. Bovendien: doordat ik meer was dan de kanker die ik had, kon ik blijven werken, coach zijn, vrouw zijn van, vriendin zijn voor, zus, collega, dochter, buurvrouw…. voor mij ongelofelijk belangrijk. Al die rollen en mijn werk, het hield me vitaal en het zorgde voor zingeving. Daardoor is de kanker niet mijn identiteit geworden. Althans niet volledig of mijn enige identiteit. Want ‘kanker-hebben’ is natuurlijk ook wél een deel van mij geworden: het proces van behandelingen, de ervaringen, de mensen die ik ontmoette, de gevoelens die ik ontdekte, het hoort nu allemaal bij mij. Gek is dat ik nu al schrijvend constateer dat ‘kanker’ bij mij hoort, terwijl we er echt vanuit moeten gaan dat door alle behandelingen ik genezen ben en de kanker in letterlijke zin vermoedelijk helemaal uit mijn lijf is, hoort het in figuurlijke zin nu wel bij mij. Tegenstrijdig he?
Omdat taal van invloed is hoe je je voelt, ben ik mezelf nu aan het trainen. Waar ik 10 maanden lang (bijvoorbeeld) zei; ‘ik ben kaal want ik heb kanker’ of ‘ik geef geen hand want ik ben in behandeling tegen de borstkanker die ik heb’ zeg ik nu:
Ik had kanker.
Ik ben nog niet volledig hersteld, dat duurt misschien nog wel een jaar, maar ik had kanker. Klinkt vast gek maar dit is een positieve verandering in mijn genezingsproces. Daarom -met een brok in mijn keel- nog een keer:
Ik hád kanker!