Ga naar de inhoud

toeval 1

    Het was twintig jaar geleden. Een opgewekte vrouw, ik denk begin vijftig, verwikkelt in lelijk gedoe met haar werkgever, zat tegenover mij om te onderzoeken of ik haar coach kon zijn. Prachtige ogen, lief gezicht. Ze keek me hartelijk aan en vroeg: ‘Wat ben je lekker bruin!’Ja’, antwoordde ik, ‘ik ben net gisteren terug gekomen van vakantie’. ‘Ohw lekker, waar zat je?

    Gelijk was ik met die vraag terug: Zuid Frankrijk, op de berg in het Massif des Maures. Waar we heerlijk vakantie vierden en wandelenden in het indrukwekkende landschap. Waar we in een heel klein schattig twee persoonshuisje genoten van de gastvrijheid van de eigenaren van het domein en het serieuze leven tijdelijk los lieten in lange zomermiddagen met het beheerders echtpaar. Hoe we de lichtheid van het bestaan dronken uit gulzige glazen en snoepten van stevige kazen. Waar we de moeder en broer van Bertus zouden ontvangen in het nabij gelegen kustplaatsje, maar gelukkig op tijd ontdekten dat dé gereserveerd plek echt helemaal niets realiseerde van het beloofde plaatje, thuis, op het internet. Hoe we resoluut de boeking annuleerden (want zo’n dreunende bouwplaats wilden we moeders toch niet aan doen), we de pijn van de aanbetaling incasseerden en verdrietig ons serieuze probleem deelden met de eigenaar van ons tijdelijke verblijf.

    ‘Ik weet wel wat!’, zei hij, ‘morgen fiets ik jullie naar Kees en Anneke, die wonen hier op de volgende berg en hebben kamers en een gite, rij morgen om 9 uur maar achter mij aan’. Kees en Anneke bleken op een verrukkelijke plek te wonen, met een fantastische tuin, een zalig zwembad en ze hadden plek voor ons, onze moeder en broer. Sterker nog, ze keken uit naar gasten, zelf al behoorlijk op leeftijd en slecht ter been vonden ze wat leven in de gite en de kamer boven een heerlijk idee. Bertus en ik trokken een paar dagen voordat we de familie van de TGV haalden in de gite en genoten van de stilte en de geur van lavendel vermengd met eucalyptus.

    Op een ochtend, ik zat rustig koffie te drinken op ons terras, riep Kees me: ‘Esther kom eens!’. Ik liep naar het terras van Kees en Anneke die met hun visite heerlijk in de koele zeewind onder de groen begroeide overkapping zaten. Kees was opgewonden: ‘Je raadt het nooit ! Onze vrienden hier kennen jouw moeder!’
    Ik stelde mij voor aan de vrienden en hoorde het verhaal: Mijn moeder had een jeugdvriendin, Mirjam. Mirjam was in het verre verleden met haar man verhuisd naar Brabant en zij waren, jawel, jarenlang buren van deze vrienden van Kees en Anneke. Op verjaardagen hadden zij mijn ouders regelmatig ontmoet. Een beetje overdonderd door dit toeval keerde ik terug naar mijn koffie op ons eigen terras.

    Bertus en ik kregen voor de komst van onze familie een vertrouwde band met Kees en Anneke. Regelmatig dronken we samen een glas en spraken wij over onze droom om te emigreren naar Frankrijk. Op een avond vertelde Kees: ‘Anneke en ik hadden het jullie gegund, maar we hebben al een mooie regeling met aardige mensen uit de Achterhoek. Een wethouder met zijn gezin. Zij kopen elk jaar een deel ons huis. Zo hebben wij steeds een beetje inkomen. Leven we lang, dan hebben ze pech, leven wij kort, dan hebben ze onze plek voor weinig gekocht’. Dat was inderdaad jammer, dat was echt wat voor ons geweest.

    Dagen later haalden we broer en moeder van de trein en we vierden nog fijn vakantie met ons vieren.

    ‘Waar zat je?’ hoor ik haar grinnikend herhalen. Ze had waarschijnlijk gemerkt dat ik even ‘weg’ was. Ik keek haar aan en was gelijk weer terug, ‘Brignoles’, zei ik wat achteloos. ‘Dat meen je niet!’ ze keek me lachend aan en vervolgde: ‘Mijn broer heeft dit voorjaar net een huis gekocht in Brignoles. Met een hele mooie regeling! Zo gaaf! Ze kopen het huis elk jaar een stukje, zodat het beetje bij beetje hun eigendom wordt, en zodat als ze later met pensioen kunnen zich daar definitief kunnen vestigen!’ Ik voelde mijn ogen groter worden: ‘Woont je broer nu in de Achterhoek? Is hij misschien wethouder?’ Ze keek me vragend aan: ‘Ja?’ Ik aarzel: ‘Toch niet het huis van Kees en Anneke?’ ‘He?! Hoe ken jij Kees en Anneke?’ Toen moest ik grinniken: ‘In hun gite hebben wij de afgelopen twee weken gewoond!’

    Het duurde even voor we die maandagochtend onze intake en kennismaking verder konden opstarten. Ze koos mij als coach en we hebben in onze fijne samenwerking nog vaak gelachen om het toeval.

    Regelmatig vraag ik me af: bestaat toeval echt niet of valt het je misschien toe?