Ga naar de inhoud

veilige handen

    In een reflex riep ik, al fietsend, hard en uitbundig: ‘Hòòòì!’

    Ik aarzelde geen moment en zwaaide gelijk wild met mijn linkerarm. Iedereen op het stadserf reageerde door naar mij te kijken, maar zij niet. Ze zag me misschien wel, maar ze herkende me duidelijk niet. En dat is eigenlijk gewoon hardstikke logisch. Ik heb nu namelijk wél haren. En daarbij lijkt deze winkel-omgeving in geen velden of wegen op de omgeving waarin we elkaar zo goed én intiem kenden. Intiem, want als je met ontbloot bovenlijf op een bed ligt en zij het oedeemvocht uit je borst haalt, zit je fysiek zo dicht op elkaar dat je haast vanzelf intieme gesprekken krijgt. Althans daar was bij haar en mij weinig voor nodig. En het mooie was, het was wederkerig. Niet alleen ik, ook zij was open. En onze gesprekken gingen niet alleen over mijn borst, oedeem of kanker, dat was ook zo prettig.

    Zij is mijn mamma-care-verpleegkundige. Ik leerde haar en mijn fijne chirurg kennen in de periode vóór de start van de chemo-kuren. Dat was in november 2023.

    Waarom word ik toch zo -bijna kinderlijk- blij als ik ze zie?’ 

    Verder fietsend, enigszins teleurgesteld dat mijn begroeting niet met hetzelfde enthousiasme werd beantwoord, ‘kauw’ ik nog wat door op die vraag. Je zou denken dat deze twee vakvrouwen in mijn brein verbonden zijn aan ‘kanker’, ‘dood’, ‘pijn’ en ‘verdriet’ en dat ik ze daardoor juist liever niet zou willen zien of spreken. Maar, nee, dat is niet zo. In mei krijg ik opnieuw een MRI en hoop ik ze beiden weer te ontmoeten. En terwijl ik traag doortrap komt het langzaam bij me binnen:

    Behalve dat de beide vak vrouwen erg kundig zijn, erg hartelijk waren en veel humor hadden, zagen ze mij. Niet alleen mij als patiënt, maar mij als mens. Ze zagen mij met mijn gevoeligheden, mijn gekkigheden en mijn persoonlijkheid. En het mocht er allemaal zijn. Ik voelde me welkom en misschien belangrijker: ik voelde geen oordelen. Zíj́ voelden voor mij veilig in die periode van grote onzekerheid, kwetsbaar zijn en ja zelfs angsten hebben. Net als de oncoloog, de oncologisch verpleegkundig specialist, de radiotherapeut, de oncologische fysiotherapeut, revalidatie-arts en alle andere kundige zorgverleners die ik onderweg tijdens de behandelingen en ziekenhuisopnames tegen kwam, waren zij allemaal mijn ‘secure bases’*. Natuurlijk de één sterker dan de ander.

    Ik sprak de chirurg en mamma-care-verpleegkundige bij de start van de kankerbehandelingen, wat voor mijn gevoel erg vroeg was, immers de operatie zou pas na 6 of 7 maanden plaats vinden, maar dat was juist heel goed. Er komt in die beginperiode vreselijk veel op je af. Informatie van de oncoloog, informatie over de behandelingen, emoties, reacties en impulsen die ik nog niet kende van mijzelf en mijn omgeving, . En eindeloos veel vragen die ik me in die eerste weken stelde. En doodsbang was ik voor de operatie. Ik vond het enorm spannend en lag vlak voor de operatie nachten te tobben over wat zou gaan komen. Het eerste contact met hen was in heel veel rust. Ze namen uitgebreid de tijd, waardoor er echt van alles besproken kon worden. Dus toen het er na een half jaar op aan kwam waren ze voor mij al vertrouwd. Zij waren met z’n tweeën een hecht team en een baken van geruststelling voor mij. Zelfs voor de operatie nam de chirurg tijd om contact te maken en me gerust te stellen. 

    En ik zie ons samen nog zo zitten: de avond na de operatie, op de rand van het ziekenhuisbed, ‘mijn’ chirurg en ik. Haar nieuws was goed, de operatie was goed gelukt, maar ze had óók slecht nieuws: een volledige okselklierdessectie bleek noodzakelijk. Er waren ondanks de agressieve chemo’s toch uitzaaiingen gevonden. Hoe beroerd ook, dát moment voelde voor mij heel goed, ik voelde me veilig bij haar. 

    De uitdrukking zegt: ‘je bent in goede handen’, maar ik ervaarde ze vooral ook als ‘veilige handen’. 

    *Een secure base is een persoon, plaats, doel of object dat een gevoel van bescherming, veiligheid en zorg verschaft. En het is tegelijkertijd een bron van inspiratie en energie, die het aangaan van risico’s en het zoeken van nieuwe uitdagingen stimuleert (Kohlrieser, 2012).