Ga naar de inhoud

alles wat er is

    Terwijl haar kleine Epicerie vol staat met klanten grijpt ze mij na het afrekenen even zacht bij de arm en fluistert liefdevol: ‘Et Esther, bonne santé eh?! Et bien, bíén récuperér!…’ (en Esther, beterschap hè en herstel goed!) Ze schudt aan mijn stevig, tegen oedeem ingepakte, linkerarm. Ze zei er nog iets achter aan, maar ik was zo overvallen door haar liefdevolle actie en mijn fysieke reactie, dat ik dat niet meer verstond. Ze blies een handkus en met een ‘Ciao ciao bonne route et bon courage’ liep ik naar buiten. Mijn keel kneep dicht en mijn ogen liepen vol. ‘Sorry. Dit zag ik niet aankomen’, snotter ik verontschuldigend naar Bertus en veeg over mijn wangen. ‘Geeft niks’ zegt hij, niet vragend naar wat me zo heeft geraakt. Terwijl we terug op het pad naar boven lopen, begroeten we onze tegenliggers vriendelijk ‘Bonjour’, terwijl ik onderzoekende blikken vermijd.  

    De afgelopen twee weken liepen we om de beurt ’s ochtends  naar Fado voor onze ‘Cereals’ (ken je die heerlijke franse broden? Veel lekkerder dan de befaamde Baquette). Deze ochtend liepen we samen naar haar om afscheid te nemen. Om haar te bedanken voor de lol en de leuke momenten. En natuurlijk haar fijne verse Franse brood. Fado, de altijd goedlachse Française die ons in onze vakanties sinds 2006 ’s ochtends zo verrukkelijk begroet. Alleen zij kan ‘Bonjour monsieur Bertuús’ zó zingen en mij met ‘Estèère’ aanspreken dat we er een hiep-hiep-hoera-gevoel van krijgen. Haar grapjes, die we inmiddels na zoveel jaren wèl verstaan, maken er echt een feestje van. Maar nu moest ik door haar huilen. Niet van verdriet. Niet door het afscheid van vandaag. Maar door haar lieve blik. Ze raakte mij. Ik voelde me gezien en tegelijk voelt haar fijne wens tot beterschap voor mij bijna als pijnlijk. Ik twijfel al een tijd na het herstellen van alle kankerbehandelingen of er wel nog meer ‘recuperatie’ mogelijk is. Is de beterschap die zij me gunt en wat ik zo ontzettend graag wil, is dat wel haalbaar? Of is de schade die er is, die ik dagelijks ervaar, onveranderlijk? Moet ik het hier mee doen? Dit accepteren of sterker nog: dit leren verdragen?

    Die onzekerheid en zorg kwelt me, terwijl aan de andere kant ik ook dagelijks jubel in verbazing over wat er wel weer mogelijk is. Gek is die tegenstrijdigheid in mij. ‘Dat hadden we een maand geleden niet gedacht he? Dat ik dit nu zou kunnen!’ Het is een veel geuite constatering die Bertus altijd weer instemmend bevestigt. ‘Maar als ik de trap op klim lijk ik wel een vrouw van tachtig!’ Ook dat bevestigt hij. 

    Terwijl we samen doorlopen naar ons vakantiehuisje, met ons broodje op zijn rug, neuriet er iets in mij: ‘Is dit alles?! Oehoehoehoe!’ De vraag van Henny Vrienten toen hij begin 30 was dringt zich nu aan mij op: ‘Is dit alles wat er is?’ en in mijn gedachten kreunt de band Doe Maar als een achtergrondkoor voor mij mee: 

    ‘Oho, is dit alles? (Is dit alles?)
    Is dit alles, o? (Is dit alles?)
    Ja, alles? (alles?) Ah, kom nou
    Is dit alles? (Is dit alles?)
    O-ah, ja (is dit alles, ja alles?)
    Nee, nee, nee, nee
    Nee, alles? (Is dit alles?)

    Ò-hò-hò-hò-hò, is dit alles? (Oe-woe-woe-woe)‘

    De lieve Fado wil, net als anderen, de realiteit voor mij verzachten. Maar misschien is dit het wel. Alles wat er is.