‘Hoi ik ben Esther, ik geef geen handen maar boks even want ik heb allerlei behandelingen tegen kanker achter de rug’.
Ze keek me aan en zei een beetje bedremmeld: ‘Mag ik vragen…?’ Ze maakte haar zin niet af alsof ze schrok van haar directheid. Maar ik vind de vraag niet moeilijk, ik zei zacht: ‘Borstkanker’.
Als ik benoem dat ik borstkanker heb gehad laat ik altijd even mijn linkerhand op mijn linkerborst rusten, alsof ik mijn borst wil beschermen, kalmeren of geruststellen. Alsof het uitspreken van de rotziekte haar opnieuw zo vreselijk zou kunnen bezeren. Alsof mijn hand de pijn die ze heeft geleden kan verzachten.
Voor mij stond een jonge vrouw van rond de veertig jaar. We stelden ons aan elkaar voor. Zij is de gastvrouw van ons vakantieappartement hier op Terschelling.
Na de borstoperatie in mei dit jaar hadden Bertus en ik besloten dat als alle behandelingen achter de rug waren we een korte vakantie zouden nemen. Zodat we iets hadden om naar uit te kijken, ver over alle nare behandelingen heen een positieve stip aan de horizon. Eerst fantaseerde ik nog over Bretagne, maar die reis zou nu nog veel te zwaar voor me geweest zijn. Het werd Terschelling, het eiland waar we samen 34 jaar geleden onze verkering vierden en ettelijke jaren van het Oerol hadden genoten. Een soort sentimental journey, wat een fijn plan. We hadden een fijn appartementje op internet gevonden en nu waren we er en stond zij tegen over mij.
Wat gehaast reageerde ze in haar heerlijke Friese accent: ‘Ik ook!’ Ik schrok: ‘Jij ook?’ Even waren we verstijfd, alsof we in elkaars verhaal tuimelden. Zonder er een woord over te hebben gehoord, beseften we waar het bij de ander over gaat.
En toen gebeurde er iets geks. In een mum van tijd wisselden we de meest intieme dingen uit. Razendsnel, alsof er geen schroom bestond en we elkaar al jaren kenden. In werkelijkheid waren we volslagen vreemden. Ik zag dat ze het fijn vond om er over te praten ‘Ja, want ik praat er eigenlijk met niemand meer over’ vertelde ze. We spraken af om deze week een moment te prikken om verder te delen wat ons zo geraakt heeft. Met een ‘Je vindt het toch niet erg in je vakantie?’ van haar en een geruststelling van mij, spraken we af dat ik haar een voorstel zou appen.
En zo kwam het dat ik gisteren met een volkomen onbekende vrouw anderhalf uur door de duinen liep. We spraken over misschien wel de meest ingrijpende gebeurtenis in ons leven: de ontdekking van borstkanker. Het was fijn en erg intiem. Zij vertelde haar verhaal: vier jaar geleden, het was in coronatijd, ze moest naar Leeuwarden, daar een mammografie, en toen de diagnose ‘borstkanker in beide borsten’. Wat me trof in haar verhaal was de eenzaamheid. De corona-jaren maakten dat fysieke afstand geboden was, zelfs tussen haar en de liefsten, haar ouders. Alles in haar behandelingen moest op afstand. Die afstand was er ook letterlijk door de afstand tussen het eiland en de plaats van de behandelingen in het ziekenhuis in Leeuwarden. Iedere keer weer met de boot op en neer. En dan de grote zorg dat ze er geen covid bij moest krijgen. Behalve borstkanker, verloor ze in die tijd haar baan en ook bijna het huis waar ze met haar gezin woonde. Ook verzorgde ze het thuisonderwijs van haar jongste kind. Alsof borstkanker niet genoeg is! Hoeveel kan een mens verdragen?!
Boos vertelde ze: ‘Het is nu vier jaar geleden en de tatoeages voor de bestralingen zijn er nóg. Ik vind dat zó ergerlijk. Ik word door die zwarte punten op mijn bovenlijf steeds herinnerd aan die vreselijke periode. En ze hebben niet eens gevraagd of ik dat wilde! Ineens stonden ze erop!’
Toen ik vanmorgen onder de douche stond dacht ik aan onze wandeling gisteren en zag ik mijn eigen zwarte puntjes. Ik ben het met haar eens, ze zijn ontsierend, het lijken grote dikke zwarte mee-eters. Bah! In werkelijkheid waren het de ijkpunten voor de bestraling. In gedachten ging ik terug naar het moment waarop ze gezet werden en herinner me de lacherige sfeer. Ik kon toen niet vermoeden dat ze nu nog bij me zouden zijn en welke lading ze zouden kunnen krijgen. Ik vraag me af of de verpleegkundigen en de radiotherapeuten hierbij stil staan?
Langzamerhand kwamen we dichterbij huis, maar we wilden beiden niet dat het gesprek al ten einde kwam. We namen plaats op een bankje op de hoek van het bos en kletsen daar verder over hoe borstkanker ons leven heeft getekend en bezeerd. Over de fase van euforie, maar ook die van rouwen. En dat dát rouwen, ook na vier jaar, misschien wel de zwaarste en meest eenzame opgave is die komt als iedereen om je heen denkt dat het al voorbij is. Maar in dit samenzijn, op deze woensdagmiddag, samen kletsen in de duinen was het even minder eenzaam. Ook al waren we wildvreemden.
* dank aan Marieke voor de bijzonder mooie ontmoeting en toestemming voor het plaatsen van dit blog