Ga naar de inhoud

down the road

     “Nééé! Niet die met Gordon, de Belgische variant!’

    Down the Road is écht ‘not done’. Ik begreep van mijn tafelgenoot dat Arjen Lubach zich kritisch heeft uitgelaten over dit soort entertainment. Terwijl hij over de uitzending van Lubach vertelde herinnerde ik me gelijk een gesprek met mijn vriendin, die eerder ook een kritisch geluid liet horen.

    Toch keek ik afgelopen dinsdag gewoon weer en ik vond het opnieuw zalig (met die heerlijke zachte ‘g’). Echt verrukkelijk. Ik vroeg me af waarom eigenlijk? Waarom hou ik zo enorm van kijken naar Down the Road? Ik wil het onderzoeken, maar weet dat dat kan alleen kan als ik ook kijk naar de kritiek-volle uitzending van Arjen Lubach. Want de kritische kant in mij die vindt dat ik nu ook niet meer ‘frank en vrij’ genietend mag kijken, blijft nu toch mijn aandacht vragen.

    Ik zoek de uitzending op, kijk hem en moet nu toegeven: Arjen heeft gelijk. Mijn vriendin zei het ook al: deze mensen representeren misschien maar één procent van de hele groep. Er is zoveel leed wat geen erkenning krijg. Ik hoor mijn innerlijke criticus nu cynisch meesmuilen: ‘Guttegut, dat had je zélf óók kunnen bedenken Esther!’ Klopt. Ik dacht tijdens het kijken niet na, ik genoot. En Arjen heeft natuurlijk groot gelijk als het gaat over Gorden! De domheid van zijn opmerking als “Hadden we allemaal maar down”.

    Maar ik kijk gelukkig naar de Belgische variant. En natuurlijk is het zo dat mensen met een beperking onderdeel van onze samenleving moeten zijn, maar niet zoals een moeder bij Arjen constateert: deze entertainment is gewoon aapjes kijken.

    Ik schrok bij die zin. Aapjes kijken? Doe ik dat?  ‘Echt wel!’, roept mijn innerlijke criticus.

    Maar hij heeft niet altijd gelijk, dus negeer ik deze opmerking van hem. 

    Ik besluit dat de borrelpraat, mijn vriendin en de uitzending zinnig zijn, en wil in dit blog onderzoeken waarom ik helemaal in óp ga en zo enorm geniet van (let op! de Belgische variant van) Down the Road. Ik kijk de laatste uitzending nog eens terug en kom tot de voor mij heldere conclusie: Down the Road helpt me te verbinden met kanten in mij.

    Ik heb ook een Ellen in mij, een kant die al kan opgeven vóór we iets spannends gaan doen. Mijn Ellen weet ook zeker dat ze het vies vindt voordat ze geproefd heeft. Ze weet ook dat ze het toch niet leuk vindt of niet kan, voor dat ze het geprobeerd heeft. De Ellen in mij wil ook graag knuffelen en gezien worden door Dieter. Want ook de Ellen in mij is wel een beetje verliefd op Dieter. En extra aandacht en een speciaal plekje bij Saar of Isa. Dat is echt, echt zalig.

    De verwonderende onderzoeker in mij maakt contact met Ruben. Stilletjes in je eentje verkennen en onderzoeken. Ik herken in Ruben ook mijn leider en jawel ook degene die per se niet wil dat groepsleden gekwetst worden. Zorgen dat mogelijke verliefdheden vriendschappen niet verstoren. En zijn liefdevolle contact met vogels en olifanten, ja, ik heb een Ruben in mij.

    En dan mijn Ann Sofie die overal een feestje in ziet en altijd met de duim omhoog staat als er grenzen verlegd gaan worden. Het kan haar niet gek genoeg zijn. Alles is tof, zelfs insecten eten! Een kant die overal ‘ja’ op zegt en zelfs een nacht in de jungle in een hangmat ziet als iets wat ze altijd al heeft willen doen. 

    Ik heb ook een kant die graag duidelijk is dat we niet te veel over onze grenzen moeten gaan. ‘Doe maar normaal’, zegt de Bob in mij, die heel stoer doet maar eigenlijk ook wel een beetje bang is voor nieuwigheden. Ook is Bob de kant in mij die een ander voor laat gaan, als het toch een beetje spannend is en dan net doet of het gaat over de aanmoediging van die ander: ‘toe maar je kunt het!’ ‘Haha Dondersteen!’, zeg ik dan tegen hem en mijzelf.

    De Isa in mij zoekt ook vrienden en verlangt ook naar saamhorigheid en groepsknuffels. En ze wil graag behaagd worden, cadeautjes krijgen en twijfelen tussen wel of niet verkering met Simon. Ze is de assertieve kant in mij die goed voor zichzelf kan zorgen. 

    Wat een heerlijkheid voelde ik met de Simon in mij die eindelijk ook loskomt van zijn ouders en een broek koopt met een print van wietplantjes. Buiten de gebaande paden. Ik heb die kant heb ik ook, en wel net zo voorzichtig als Simon. Ik huilde toen hij huilde daarop het dak, toen hij hoorde dat Isa toch liever vrienden wilde zijn in plaats van verkering met hem.

    Ook huilde ik met Ellen mee, daar bij de Birmaspoorlijn. Hoe vaak ik de wreedheid van mensen ook niet kan zien of horen, net als zij voel ik dat het onverdraaglijk is.

    En ik lach mee, juichend met mijn beide armen in de lucht, als het de mensen in de serie gelukt is om zichzelf te overwinnen. Want oh wat moet ik mijzelf vaak overwinnen. Mijn angst reguleren om uitdagingen aan te gaan. ‘Yes’ roep ik dan blij mee voor de TV. Met tranen in mijn ogen,

    En dan de Dieter in mij, die zo mild en liefdevol kan zien wie we zijn. De Dieter die samen met de wijze Saar kijkt, niet oordeelt, maar met een hart vol van liefde volgt. Ik ken ze allemaal, ik heb ze allemaal. En tijdens het kijken naar Down the Road, worden al die kanten in mij uitgenodigd en bevestigd. Ik kijk naar mijzelf. 

    Mezelf zien in Down the Road, gespiegeld worden in oordeelvrij kijken. Dat is waarom ik het zo graag zie. Want tijdens de uitzending is mijn Innerlijke Criticus kalm. En willen we dat niet allemaal? Een kalme Innerlijke Criticus, zonder al te veel commentaar? Zo warm en zacht als de Belgen spreken. Zo naar ons zelf kijken en met elkaar omgaan?!

    Zalig!