‘Goed kijken Esther en heel goed luisteren! En om de paar minuten keihard blazen op je hoorn!’
Hij keek mij indringend aan.
Ik was denk ik een jaar of 19 en stond op de punt van de ‘Rüssülus’, het zeilschip van mijn vader, geconcentreerd en gespannen in de mist te kijken. Het was mijn verantwoordelijkheid om een ongeluk te voorkomen. Immers wij zagen niets en we werden in deze dikke mist ook niet gezien. Er kon zomaar, plotseling uit de mist ander schip opduiken.
Een zeilschip reageert traag, de gevolgen konden groot zijn. Je moest er niet aan denken.
Mijn vader vulde aan: ‘En als je gekke dingen gaat zien, dan is dat volkomen normaal! Dat gebeurt namelijk als we niets zien, dan ‘bedenkt’ ons brein dingen die er niet zijn! Niets om je zorgen over te maken, maar dan moet er een wissel van de wacht plaats vinden!’
Zo stond ik een tijd in de dichte mist te kijken en serieus na te denken aan de uitleg van mijn vader. Plotseling zag ik in het water haaien opduiken en daarachter een schip wat leek op de Batavia. Ik blies keihard op mijn hoorn en riep mijn vader. Tijd voor wissel, zei ik ernstig, mijn beeld was niet meer helder. Hij sloeg me lachend op mijn schouder: ‘goed gedaan, ik neem je over’.
Hoe vaak hebben we door dat we geen helder beeld hebben? Wat gebeurt er als we onze eigen waarnemingen en overtuigingen niet met een korreltje zout kunnen nemen?