Ik krijg mijn tenen niet meer krom. Mijn voeten zijn gestrekt en naar buiten gedraaid. Ik loop alsof ik nog steeds op de diagonaal in de zaal dans. Alsof ik mijn arm nog op de ‘barre’ heb liggen. In de zesde positie. Ik hoor nog steeds de strenge tonen van het pianospel, en loop onwillekeurig en ongecontroleerd strak op de maat, 1, 2, 3, 4 ….de stok van de juf bonkt op de houten vloer.
Ik ben me sterk bewust van alle mensen om me heen. Ze kijken vast. Ik schud wat met mijn heupen, maar ze willen niet los. Mijn knieën wijzen keurig naar buiten. Strak. Mijn lijf zit vast in de voorschriften van het klassieke. Ik loop naar de bus. Ik voel mensen kijken, in mijn rug, die kaarsrecht met mijn schouders fier mijn borst voor uit duwt. Mijn neus in de lucht. Ik schud nog eens met mijn heupen en schop wat met mijn voeten, terwijl ik sta te wachten op de bus. Het lukt niet. Ik wil ze los, maar het lukt gewoon niet.
Ik ruik de juf. Wat is ze toch mooi. Zo wil ik zijn. Later. Sierlijk, strak gecontroleerd. Een ballerina bij het Nationaal Ballet in Den Haag. Prima. Maar nu niet. Niet nu! Nu loop ik tussen de arbeiders van Stork, stinkende mannen van metaal. Nu wil ik onzichtbaar slordig lopen. Onopvallend als een gewoon meisje. Nonchalant. Niks bijzonders.
Mijn haar zit strak in een knot. Net als de juf. Mijn maillot prikt onder mijn spijkerbroek en het pakje trekt tussen mijn billen. Alles zit strak! Ik trek woest het elastiek uit mijn haar en zucht.
Gelukkig.
Daar is de bus.
Ik mag eindelijk gaan zitten.