Langzaam maar heel krachtig open ik mijn rechter vleugel. Mijn veren vouwen zich uit met een zacht krakend geluid. De witte veren aan de voorkant en de zwarte aan de achter kant steken keurig strak in dichte lagen uit mijn arm. Met dit volle verendek vanuit mijn bi- en triceps sla ik trage slagen in de lucht. Ik voel hoe de wind me langzaam iets optilt. Ik geniet. Mijn onderarm volgt in een sierlijke beweging net iets later het krachtig op en neer gaan van mijn bovenarm. De vingers van mijn hand, met enkel zwarte pennen, spreiden zich om meer lucht te slaan. Ik voel me lichter worden. Heerlijk. Ook mijn schouder doet nu mee en tilt zich stevig op en neer om de beweging nog groter te maken. Mijn fel oranje rode snavel steekt scherp vooruit. Ik snijd de lucht om de weg vrij te maken voor mijn vlucht. Mijn oranje rode benen -wat ben ik toch mooi- strekken zich achter mij. Mijn tenen krommen gestrekt met mijn voeten. Daar ga ik, sierlijk, haast koninklijk. Als vanzelf kom ik los van de grond. Ik vlieg! De slagen worden korter, harder, steviger om in de lucht te blijven….ik ben bijna hoog genoeg om te kunnen ontspannen.
Plotseling hoor ik een harde stem met een zware bas dwingend achter mij, ‘Hallo Juffrouw Ooievaar!!! wel rechts op het fietspad blijven, dank u!’
Met een zwieper ben ik terug op mijn fiets en gooi mijn stuur ferm naar rechts. Ik word gelijk links ingehaald door een strak zwart fietspak op een race-fiets.
Verbouwereerd zie ik hem voor mij weg fietsen. Hoe wist hij….?
Achter mij hoor ik gelach:
‘Jaaaaa haha, hij had ons zien kijken naar die ooievaar net in de berm’
Ik lach ook. Maar met een beetje spijt. De man verstoorde mijn eerste vliegervaring. Ik gooi mijn snavel nuffig in de lucht en denk: ‘Pûh! Maar ik weet nu wel hoe het is om ooievaar te zijn!’
Ik kijk vooruit. De racefietser is verder weg. Ik zet mijn voeten weer stevig op de trappers, span mijn benen, krom mijn rug over mijn stuur en zet mijn kiezen op elkaar. Want we moeten nog wel even in deze harde tegenwind.