Ga naar de inhoud

zaterdagkracht

    Ik zucht zachtjes. Door haar paniek heeft ze het niet door. Voor me staat een mevrouw met groen haar en een wanhopige blik. Ik voel me ongeveer net zo, maar dat weet zij niet. Het is vier uur. De winkel gaat over een uur sluiten. Ik ben misselijk van moeheid. Voel me klam en zweterig. In een poging een gaap te onderdrukken klem ik mijn kaken stevig op elkaar. ‘Het komt uiteindelijk goed met uw haar mevrouw, het is volhouden!’, pers ik er zo ontspannen mogelijk uit. Ik vertel het haar, maar ook mijzelf. Zij peinst en twijfelt. Ik kijk op de klok achter haar en zie: nog 55 minuten. 

    Zij besluit. Ik geef haar twee pakken middelblond mee. Met het rode pigment in deze haarkleuring haalt ze het groen er wel uit, maar mooi blond wordt het niet meer. Ik loop naar de kantine om opnieuw een glas water te drinken. Het zoveelste glas. Van al dat water moet ik plassen. Zuchtend op de wc denk ik met een glimlach aan gisteravond:

    Aan hoe hij me ophaalde. Hoe we daar zaten in het kleine Indiase tentje. Hoe ik geen hap door mijn keel kreeg. Hoe hij vol liefde over zijn werk vertelde. Ik ruik hem weer. En: hoe we in de kroeg belanden en uren, uren en uren hadden zitten kletsen . Het ene biertje na het andere. Er mocht geen eind aan komen. Ik stelde voor nog een laatste biertje te halen. Hij knikte. Opgetogen liep ik naar de bar en bestelde nog twee fluitjes. ‘Komt voor elkaar’,zei de barman die me zo bekend is. Terwijl hij de biertjes op de bar zette keek hij me lachend en vragend aan: ‘En? Is het al wat geworden tussen jullie?’ Ik schrok van zijn vraag. Die is veel te vroeg. Ik stotterde iets ontkennends en vroeg wat hij van mij krijgt. Hij grijnst en zei: ‘Deze zijn van mij als je hem vertelt hoe gek je op hem bent’. Met het schaamrood op mijn kaken en twee biertjes in mijn handen, liep ik ongemakkelijk terug naar onze tafel. Het gesprek was dood.  Hij zuchtte en keek naar buiten. Ik zuchtte en haalde diep adem. Net toen ik wilde beginnen met vertellen wat er aan de bar was gebeurd, onderbrak hij mij:

    ‘Esther, ik ben verliefd op je geworden’.

    En toen werd het dus nog veel later. Zoenen onder de stadhuistoren en nog meer kletsen op de trap van het stadhuis.  

    En nu zit ik dus hier met een beschadigde kin op het toilet te glimlachen. Hij zoende zalig, maar zijn baard beschadigde mijn jonge kin en wangen. Ik aai over de gehavende huid. Niet fraai voor een verkoopster van de Etos. Ik loop de winkel in en zie dat mijn collega’s zich bij de kassa wel redden. Ik loop naar het vak met de shampoos en klem mijn linkerhand stevig om de rand van de plank. Ik zet mijn benen iets steviger uit elkaar en kijk op de klok. Nog vijftien minuten. In een poging het draaierige gevoel door te weinig slaap en te veel drank onder controle te houden, sta ik daar te verlangen naar het eind van deze werkdag. Mijn zaterdagbaantje heeft nog nooit tegelijk zo zwaar als ook zo rozig gevoeld.

    Buiten klinkt de klok van de Lambertus. Vijf keer. De opluchting giert door mijn lijf: ik heb het gehaald! Bij het sluiten van de winkeldeur en het vertrekken van de laatste klant, roept mijn collega vanachter de kassa: 

    ‘Wéékend! Hoera! En? Wat gaan jullie vanavond doen?’

    Ik glimlachgeheimzinnig.